1. De bevoegde autoriteit van de andere lidstaten dan de lidstaat waar de uitbraak of het gevaar, zoals bedoeld in artikel 246, lid 1, zich voordoet, treft een of meer in artikel 246, lid 1, bedoelde noodmaatregelen wanneer zij vaststelt dat op haar grondgebied dieren of producten afkomstig uit de in artikel 246, lid 1, bedoelde lidstaat voorkomen, of vervoermiddelen of andere materialen die met dergelijke dieren of goederen in contact kunnen zijn geweest.
1. L’autorité compétente d’un État membre autre que l’État membre où est apparu le foyer ou le danger visé à l’article 246, paragraphe 1, prend une ou plusieurs des mesures d’urgence qui y sont prévues lorsqu’elle identifie sur son territoire des animaux ou des produits en provenance de l’État membre visé à l’article 246, paragraphe 1, ou des moyens de transport ou d’autres matériels susceptibles d’avoir été en contact avec ces animaux et produits.