Indien de directeur of leidinggevend ambtenaar of zijn plaatsvervanger van oordeel is dat het beslag van geclassificeerde gegevens van die aard is dat het een bedreiging vormt voor de uitoefening van de opdrachten van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten bedoeld in de artikelen 7, 8 en 11 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst of dat een persoon daardoor fysiek gevaar dreigt te lopen, wordt de kwestie voorgelegd aan de voorzitters van de beide Vaste Comités die gezamenlijk uitspraak doen.
Si le directeur ou le fonctionnaire dirigeant ou son remplaçant estime que la saisie de données classifiées est de nature à constituer une menace pour l'exercice des missions des services de renseignement et de sécurité visées aux articles 7, 8 et 11 de la loi du 30 novembre 1998 organique des services de renseignement et de sécurité, ou qu'elle risquerait de faire courir un danger physique à une personne, la question est soumise aux présidents des deux Comités permanents, qui statuent conjointement.