Bijgevolg kan enkel de omstandigheid dat de federale wetgever, in artikel 132bis van het WIB 1992, heeft voorzien in een mechanisme van verdeling van de belastingvrije som tussen de gescheiden ouders die samen het ouderlijk gezag uitoefenen en hun kinderen op gelijkmatig verdeelde wijze huisvesten, het bestaan van een verschil in behandeling dat onbestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, niet aantonen.
Dès lors, la circonstance que le législateur fédéral a prévu, à l'article 132bis du CIR 1992, un mécanisme de répartition de la quotité exemptée d'impôt sur les revenus entre les parents séparés qui exercent conjointement l'autorité parentale et hébergent égalitairement leurs enfants, est impuissante à démontrer, à elle seule, l'existence d'une différence de traitement incompatible avec les articles 10 et 11 de la Constitution.