3. De lidstaten zorgen ervoor dat minderjarigen die aan enigerlei vorm van mishandeling, verwaarlozing, uitbuiting, foltering, wrede, onmenselijke of vernederende behandeling blootgesteld zijn geweest, of die onder de gevolgen van gewapende conflicten hebben geleden, toegang tot revalidatiediensten hebben.
3. Les États membres veillent à ce que les mineurs ayant subi une forme quelconque d'abus, de négligence, d'exploitation, de torture, de traitement cruel, inhumain et dégradant ou ayant souffert d'un conflit armé aient accès à des services de réadaptation.