« Schendt artikel 35, § 1, vierde lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet doordat het vierde lid van de voor
noemde bepaling, in geval van bedrieglijke onderwerping van een of meer personeelsleden aan de toepassing van de RSZ-wet, voorziet in de ambtshalve veroordeling van de werkgever, diens aangestelden en lasthebbers tot betaling van
het drievoud van de bedrieglijk aangegeven bijdrage ...[+++]n, terwijl, in geval van niet-onderwerping aan de toepassing van de RSZ-wet, artikel 35, § 1, vijfde lid, van de RSZ-wet enkel voorziet in de ambtshalve veroordeling van de werkgever en, in voorkomend geval, de hoofdelijke aansprakelijke aannemer, en niet in de ambtshalve veroordeling van de aangestelden en lasthebbers van de werkgever ?« L'article 35, § 1, alinéa 4, de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution coordonnée en ce que l'alinéa 4 de la disposition
précitée prévoit, en cas d'assujettissement frauduleux d'un ou de plusieurs membres du personnel à l'application de la loi ONSS, la condamnation d'office de l'employeur, de ses préposés ou mandataires au paiement du triple des cotisations déclarées frauduleusement, alors qu'en cas de non-assujettissement à l'application de la loi ONSS, l'article 35, § 1, alinéa 5, de la loi ONSS ne prévoit la
...[+++]condamnation d'office que du seul employeur et, le cas échéant, de l'entrepreneur solidairement responsable, sans prévoir la condamnation d'office des préposés et mandataires de l'employeur ?