18. meent dat, wanneer rechten collectief worden beheerd, er in de lidstaten billijke en doeltreffende mechanismen voor het bijleggen van geschillen moeten worden ingevoerd die ervoor zorgen dat zowel rechthebbenden als gebruikers toegang hebben tot een instrument voor de regeling van geschillen, behoudens eenieders recht op een gerechtelijke toetsing;
18. considère que, dans tous les cas où les droits sont gérés de façon collective, il convient de mettre en place dans les États membres des mécanismes de règlement des litiges qui garantissent que les titulaires de droits et les utilisateurs disposent des moyens de régler les litiges, sans préjudice du droit de chacun à un recours judiciaire;