Uit de in B.2.1 aangehaalde parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever de evolutie van de geldelijke loopbaan van het gerechtspersoneel nauw heeft willen verbinden aan het evaluatieproces en aan de inaanmerkingneming van de prestaties van de personeelsleden ten aanzien van de vastgestelde doelstellingen.
Il ressort des travaux préparatoires cités en B.2.1 que le législateur a voulu lier étroitement l'évolution de la carrière pécuniaire du personnel judiciaire au processus d'évaluation et à la prise en compte des prestations des membres du personnel au regard des objectifs fixés.