Luidens het door het bestreden artikel 7 ingevoegde artikel 1022, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt indien de in het ongelijk gestelde partij juridische bijstand geniet, de rechtsplegingsvergoeding vastgesteld op het door de Koning bepaalde minimum, tenzij in geval van een kennelijk onredelijke situatie.
Aux termes de l'article 1022, alinéa 4, du Code judiciaire, inséré par l'article 7 attaqué, si la partie qui succombe bénéficie de l'aide juridique, l'indemnité de procédure est fixée au minimum prévu par le Roi, sauf en cas de situation manifestement déraisonnable.