4 bis. § 1. Teneinde de elektriciteitsbevoorradingszekerheid te verzekeren alsook de veiligheid van het net, moet de niet-geprogrammeerde definitieve of tijdelijke buitenwerkingstelling van een installatie voor elektriciteitsproductie worden gemeld aan de minister, aan de commissie en aan de netbeheerder uiterlijk op 31 juli van het jaar vóór de ingangsdatum van de tijdelijke of definitieve buitenwerkingstelling.
4 bis. § 1 . Aux fins de garantir la sécurité d'approvisionnement en électricité ainsi que la sécurité du réseau, la mise à l'arrêt définitive ou temporaire non programmée d'une installation de production d'électricité doit être notifiée au ministre, à la commission et au gestionnaire du réseau au plus tard le 31 juillet de l'année précédant la date effective de mise à l'arrêt temporaire ou définitive.