Wanneer in een lidstaat de toegang tot of de uitoefening van de in bijlage A genoemde activiteiten afhankelijk wordt gesteld van het bezit van algemene kennis, handels- of vakkennis en vakbekwaamheid, beschouwt deze lidstaat als voldoende bewijs van die kennis en bekwaamheid het feit dat de activiteit in kwestie in een andere lidstaat is uitgeoefend.
Lorsque, dans un État membre, l'accès à l'une des activités énumérées à l'annexe A, ou son exercice, est subordonné au fait de posséder des connaissances et aptitudes générales, commerciales ou professionnelles, cet État membre reconnaît comme preuve suffisante de ces connaissances et aptitudes l'exercice préalable de l'activité considérée dans un autre État membre.