59. In casu zij opgemerkt dat het Bunde
sverfassungsgericht zich, voor zover het in zijn arrest van 28 maart 2006 en zijn beschikking
van 2 augustus 2006 heeft vastgesteld dat een monopolie zoals het in het hoofdgeding aan de orde zijnde niet aan de vereisten van het Grundgesetz voldoet, niet heeft uitgesproken over de verenigbaarheid van da
t monopolie met het gemeenschapsrecht, maar integendeel in het betrokken arrest heeft opgemer
...[+++]kt dat het zich die zaak daartoe onbevoegd achtte.
59. En l'occurrence, il peut être relevé que, en jugeant, dans ses arrêt et ordonnance susmentionnés, respectivement, des 28 mars 2006 et 2 août 2006, qu'un monopole tel que celui en cause au principal méconnaissait les exigences de la loi fondamentale, le Bundesverfassungsgericht ne s'est pas prononcé sur la compatibilité de ce monopole avec le droit communautaire, ladite juridiction ayant tout au contraire souligné, dans ledit arrêt, qu'elle se considérait, en l'occurrence, sans compétence pour ce faire.