In het tweede lid wordt de gevestigde rechtspraak van het Hof van Cassatie overgenomen, daar er wordt gesteld dat wanneer de beklaagde op geloofwaardige wijze een rechtvaardigings- of een verschoningsgrond inroept, het tegenbewijs bij de vervolgende partij of de burgerlijke partij zal rusten.
L'alinéa 2, en vertu duquel, lorsqu'un prévenu invoque avec vraisemblance une cause de justification ou d'excuse, la charge de la preuve contraire pèse sur la partie poursuivante ou la partie civile, reprend la jurisprudence constante de la Cour de cassation.