In de zaken nrs. 1903 en 1998 wordt in het middel aangeklaagd dat artikel 58, derde lid, van de aangevochten wet inbreuk maakt op de vrijheid van handel en nijverheid en het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel schendt doordat het verbiedt geldautomaten te installeren in de speelautomatenhallen.
Dans les affaires n 1903 et 1998, le moyen reproche à l'article 58, alinéa 3, de la loi attaquée de porter atteinte à la liberté du commerce et de l'industrie et de méconnaître le principe constitutionnel d'égalité en interdisant d'installer des distributeurs automatiques de billets de banque dans les salles de jeux automatiques.