Aan het Hof wordt de vraag gesteld of de artikelen 15, § 1, 1°, en 257, 4°, van het WIB 1992, in samenhang gelezen met het voormelde artikel 2bis van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 23 juli 1992 betreffende de onroerende voorheffing, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden in zoverre zij de volle eigenaar en de vruchtgebruiker van een ongezond pand op gelijke wijze behandelen.
La Cour est interrogée sur le point de savoir si les articles 15, § 1, 1°, et 257, 4°, du CIR 1992, lus en combinaison avec l'article 2bis précité de l'ordonnance de la Région de Bruxelles-Capitale du 23 juillet 1992, violent les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'ils traitent de manière égale les pleins propriétaires et les usufruitiers d'immeubles insalubres.