Art. 14. De na te leven voorwaarden zi
jn de volgende : 1° geen tussenkomst op de landbouwgrond van 1 november tot en met 15 juni, met uitzondering van een oppervlakkige nivellering, door het slechten van molshopen of herstel van door wilde zwijnen veroorzaakte schade; 2° de aanbreng van bemestingsmiddelen wordt beperkt tot een jaarlijkse strooiing van boerderijmest van 16 juni tot en met 15 augustus ; 3° van 16 juni tot en met 31 oktober, kan het beheer van de landbouwgrond worden uitgevoerd hetzij door grazen, hetzij door maaien met oogst met behoud van minstens 5 percent niet gemaaide schuilgebieden tot de volgende maai- of graasbeu
...[+++]rt; 4° op het landbouwperceel mag het vee voeder noch krachtvoeder krijgen; 5° het gebruik van fytofarmaceutische producten, met uitzondering van een plaatselijke bestrijding van rumex en distel niet beschermd bij bijlage VI. B van de wet van 12 juli 1973 is verboden.Art. 14. Les conditions à respecter
sont les suivantes : 1° aucune intervention sur la terre agricole du 1 novembre et au 15 juin inclus, à l'exception d'un nivellement superficiel, par étaupinage ou d'une réparation de dégâts de sangliers; 2° l'apport de fertilisant est limité à un épandage annuel d'engrais de ferme du 16 juin au 15 août inclus; 3° entre le 16 juin au 31 octobre inclus, la gestion de la terre agricole peut être réalisée soit par pâturage, soit par fauche avec récolte et maintien d'au moins 5 pour-cent de zones refuges non fauchées jusqu'à la fauche ou jusqu'au pâturage suivant; 4° le bétail ne reçoit aucun concentré
...[+++] et aucun fourrage sur la parcelle agricole; 5° l'utilisation de produits phytopharmaceutiques, à l'exception du traitement localisé contre les chardons et rumex non protégés par l'annexe VI. B de la loi du 12 juillet 1973 est interdite.