De verwijzende rechter vraagt het Hof of die bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 14 van het Internatio
naal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en met « het algemeen beginsel van het recht op een rechterlijke toetsing met volle rechtsmacht », in zoverre zij tot gevo
lg zou hebben dat « geen beroep op de justitiële rechter mogelijk is, hetzij met het oog op een controle van de h
...[+++]oegrootheid en wettigheid van deze sanctie, hetzij met het oog op een controle van de hoegrootheid of wettigheid van de vrijstelling ervan ».
Le juge a quo demande à la Cour si cette disposition est compatible avec les articles 10, 11 et 13 de la Constitution, combinés ou non avec l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme, avec l'article 14 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques et avec « le principe général du droit à un contrôle juridictionnel de pleine juridiction », en ce qu'elle aurait pour effet qu'« un recours au juge judiciaire est impossible, soit en vue d'un contrôle de la hauteur et de la légalité de cette sanction, soit en vue d'un contrôle de la hauteur ou de la légalité de l'exonération de cette sanction ».