(39) Overwegende dat het, met het oog op de g
oede werking van de universele dienst en teneinde in de niet voorbehouden sector concurrentievervalsing te voorkomen, v
an belang is dat de functies van regelgever enerzijds en die van exploitant anderzijds word
en gescheiden; dat geen enkele exploitant van postdiensten tegelijk rechter en partij mag zijn; dat het de taak van de lidstaat is de status van een of meer nationale regelgevend
...[+++]e instanties vast te stellen die een overheidsinstantie of een daartoe aangewezen onafhankelijke instantie kunnen zijn;
(39) considérant qu'il importe, pour le bon fonctionnement du service universel ainsi que pour le jeu d'une concurrence non faussée dans le secteur non réservé, de séparer l'organe de réglementation, d'une part, et l'opérateur, d'autre part; qu'aucun opérateur postal ne doit être à la fois juge et partie; qu'il appartient à l'État membre de définir le statut d'une ou de plusieurs autorités réglementaires nationales, qui peuvent être une autorité publique ou une entité indépendante désignée à cet effet;