Volgens de auteur was het integratievermogen van de Europeanen en meer bepaald de Fransen zeer groot toen zij tegelijkertijd het ideeëngoed van het universalisme huldigden en in de sociale praktijk een nationaliteit opbouwden.
« Les Européens, et les Français », écrit-il, « possédaient une grande capacité intégrative, lorsqu'ils avaient conjointement pour idéologie l'universalisme, et pour pratique sociale la construction d'une nationalité ».