In deze context is de administratie er altijd van uitgegaan dat er een onmiddellijk verband is tussen die uitzonderlijke trajecten zonder de invalide of gehandicapte en de noodwendigheden van het persoonlijk vervoer van betrokkenen, zodat die trajecten het voordeel van de fiscale gunstregelingen niet in het gedrang brengen.
Dans ce contexte, l'administration a toujours considéré que ces trajets exceptionnels, auxquels l'invalide ou le handicapé ne participe pas, n'en restent pas moins directement liés aux nécessités de sa locomotion personnelle, de sorte qu'ils ne remettent pas en cause le bénéfice des avantages fiscaux.