Art. 6. § 1. Op verzoek van de betrokken ondernemingen of ondernemingsverenigingen kan de Raad voor de Mededinging vaststellen dat er, op grond van de gegevens die hem bekend zijn, voor hem geen aanleiding bestaat om tegen een overeenkomst, besluit of een onderling afgestemde feitelijke gedraging krachtens artikel 2, § 1, of artikel 3 van deze wet op te treden.
Art. 6. § 1. Le Conseil de la concurrence peut constater, sur demande des entreprises ou associations d'entreprises intéressées, qu'il n'y a pas lieu pour lui, en fonction des éléments dont il a connaissance, d'intervenir à l'égard d'un accord, d'une décision ou d'une pratique concertée en vertu de l'article 2, § 1, ou de l'article 3 de la présente loi.