2. « Schendt artikel 330, § 1, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de vordering tot betwisting van de erkenning door de man die beweert de biologische vader van het kind te zijn, niet ontvankelijk is, indien
het kind bezit van staat heeft ten aanzien van de erkennende man, terwijl met betrekking tot artikel 318, § 1, van het Burgerlijk Wetboek wordt aangenomen dat deze bepaling artikel 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees verdrag voo
r de rechten van de mens, schendt, in zoverr ...[+++]e de vordering tot betwisting van vaderschap niet ontvankelijk is indien het kind bezit van staat heeft ten aanzien van de echtgenoot van de moeder ?2. « L'article 330, § 1, alinéa 1, du Code civil viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en ce que la demande en contestation de la reconnaissance par un homme qui prétend être le père biologique de l'enfant n'est pas recevable si l'enfant a la possession d'état à l'égard de l'homme qui l'a reconnu, alors qu'en ce qui concerne l'article 318, § 1, du Code civil, il est admis que cette disposition viole l'article 22 de la Constitution, combiné avec l'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme, en ce que la demande en contestation de paternité n'est pas recevable si l'enfant a la possession
d'état à l'égard du mari de la mère ...[+++]?