De werkgeversbijdragen voor aanvullende verzekeringen tegen ouderdom en vroegtijdige dood kunnen in hoofde van vennootschappen als beroepskosten in de zin van de artikelen 49, 59 en 195, § 2, WIB 1992 worden beschouwd onder meer op voorwaarde dat de wettelijke en extra-wettelijke toekenningen naar aanleiding van de pensionering, uitgedrukt in jaarlijkse renten, niet meer bedragen dan 80 % van de laatste normale bruto-jaarbezoldiging en worden becijferd naar de normale duur van de beroepswerkzaamheid.
Les cotisations patronales d'assurance complémentaire contre la vieillesse ou le décès prématuré sont considérées comme frais professionnels au sens des articles 49, 59 et 195, § 2, du CIR 1992 «à condition notamment que les prestations en cas de retraite tant légales qu'extra-légales, exprimées en rentes annuelles, ne dépassent pas 80 % de la dernière rémunération brute annuelle normale et tiennent compte d'une durée d'activité professionnelle normale».