Verschillende gerechtelijke beslissingen, waaronder het arrest van de Kamer van inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep van Brussel van 23 juni 2005 en het arrest van de Kamer van inbeschuldigingstelling van Luik van 8 december 2005 bevestigen dat een buitenlandse minderjarige vasthouden niet in strijd is met artikel 37 van het IVRK van de Verenigde Naties van
20 november 1989 en evenmin met artikel 5 van het EVRM, weliswaar onder de beperking dat het moet gaan om een maatregel in laatste instantie en dat de periode van vasthou
ding vrij kort moet zijn ...[+++].
Plusieurs décisions judiciaires, dont l'arrêt de la Chambre des mises en accusation de la Cour d'appel de Bruxelles du 23 juin 2005 et l'arrêt de la Chambre des mises en accusation de Liège du 8 décembre 2005, confirment que la détention d'un mineur d'âge étranger n'est pas en contradiction avec l'article 37 de la CIDE des Nations unies du 20 novembre 1989 ni avec l'article 5 de la CEDH, il est vrai avec la restriction qu'il doit s'agit d'une mesure en dernière instance et que la période de détention doit être assez courte.