De verzoekende partijen doen geld
en dat de voormelde artikelen 41 en 42 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet (eerste en tweede middel) en het « algemene beginsel betreffende de rechtszekerheid » (eerste middel) schenden, in zoverre zij niet de criteria definiëren
op basis waarvan de erin aangewezen ministers oordelen of de instellingen die aldus een verlaging van het B.T.W.-tarief van 21 tot 6 pct. wensen te genieten al dan niet een sociaal karakter hebben en al dan niet betrokken zijn in hulpverlening aan minderbedeelden (eerste mid
...[+++]del), in zoverre zij het genot van de voormelde verlaging van het B.T.W.-tarief niet afhankelijk maken van de vereiste dat het maatschappelijk doel van de genoemde instellingen wordt beperkt tot activiteiten met een sociaal oogmerk (eerste en tweede middel), noch van de vereiste dat alle geleverde goederen en verrichte diensten een sociaal oogmerk hebben (tweede middel).Les parties requérantes
font valoir que les articles 41 et 42 précités violent les articles 10 et 11 de la Constitution (premier et deuxième moyens) et le « principe général relatif à la sécurité juridique » (premier moyen) en ce qu'ils ne définissent pas les critères sur la base desquels les ministres qu'ils désignent apprécient si les organismes souhaitant ainsi bénéficier d'une réduction du taux de T.V. A. de 21 à 6 p.c. ont ou non un caractère social et sont ou non engagés dans des oeuvres d'assistance aux personnes déshéritées (premier moyen), en ce qu'ils ne subordonnent le bénéfice de la réduction précitée du taux de T.V. A. ni à
...[+++]l'exigence que l'objet social desdits organismes soit limité à des activités de caractère social (premier et deuxième moyens) ni à l'exigence que tous les biens fournis et services prestés aient un caractère social (deuxième moyen).