Het feit dat de parthenoten zich niet ontwikkelen, (hoewel ze het volledige aantal chromosomen hebben), werd bestudeerd en men heeft kunnen aantonen dat dit fenomeen te wijten is aan een biologische barrière die men « genomische imprinting » noemt : sommige chromosomen van vaderlijke en moederlijke oorsprong hebben een bepaalde markering die ervoor zorgt dat een normale ontwikkeling van het embryo slechts mogelijk is, als de chromosomen van beide seksen aanwezig zijn.
Le fait que les parthénotes ne se développent pas (alors qu'ils ont le nombre complet de chromosomes) a été étudié et on a pu montrer que ce phénomène était dû à une barrière biologique appelée « l'imprinting génomique » : certains chromosomes paternels et maternels sont marqués de telle façon que le développement embryonnaire normal nécessite que les chromosomes des deux sexes soient présents.