De rechtvaardiging van het onderscheid berust op de noodzaak te komen tot een eenheid in de procesvoering tussen de partijen die tegenover elkaar staan, te weten de partijen die ten opzichte van elkaar bepaalde aanspraken maken, dat wil zeggen het wederzijds formuleren van eisen, onafhankelijk van het feit of van het contract dat aan de oorsprong ligt van hun vorderingen.
La justification de la distinction repose sur la nécessité d'aboutir à une unité processuelle entre parties adverses, à savoir les parties qui ont des prétentions l'une vis-à-vis de l'autre, c'est-à-dire qui formulent chacune des exigences réciproques, indépendamment du fait ou du contrat qui est à l'origine de leurs demandes.