Vertaling van "eiseres vrijstelling " (Nederlands → Frans) :

TERMINOLOGIE

eiser in reconventie | reconventionele eiser | wedereiser
demandeur reconventionnel | demandeur sur reconvention

eiser in reconventie | eiseres in reconventie
demanderesse reconventionnelle | demandeur reconventionnel

de bewijslast rust op de eiser | het bewijsrisico rust op de eiser
il incombe au demandeur de fournir la preuve

vrijstelling van douanerechten [ invoer onder vrijdom | tarifaire vrijstelling ]
exemption tarifaire [ droit nul | exemption de droit de douane | exonération de droit de douane ]

echtgenoot-eiser
époux demandeur

in rechte optreden als eiser of als verweerder
intenter ou soutenir une action

eiser in beroep
appelant

vrijstelling
franchise pour le carburant

vrijstelling van belasting [ belastingvrijstelling ]
franchise fiscale [ franchise d'impôt ]

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

De vrijstelling van de formaliteit van de registratie waarin dit artikel voorziet, heeft vanzelfsprekend tot doel de kosten die ten laste gelegd worden van de eiser niet te verhogen.
L'exemption de la formalité de l'enregistrement prévue par le présent article a évidemment pour but de ne pas augmenter les frais mis à charge du requérant.

In elk van de verwijzende arresten overweegt het Hof van Beroep in identieke bewoordingen « dat in de beide aangiften de eiseres vrijstelling vroeg van de investeringsreserve; dat vaststaat dat de eiseres met de verschuiving van haar afsluitingsdatum van het boekjaar 1982 juist beoogde vrijstelling te bekomen voor de voor haar in het jaar 1982 aangelegde investeringsreserve ingevoerd door de wet van 10 februari 1981 (artikel 23bis en 107bis W.I. B./oud); dat de administratie de vrijstelling van de eerste investeringsreserve heeft toegestaan doch de tweede heeft geweigerd op grond van voormeld artikel 2 § 4 van het K.B. 149 van 30 december 1982, nu de eiseres haar statuten betreffende haar afsluitingsdatum van het boekjaar 1982 had gewijzigd na 1 december 1981 en wel op 26 november 1982 ».
Dans chacun des arrêts de renvoi, la Cour d'appel considère en des termes identiques que « dans les deux déclarations, l'appelante demanda l'immunisation de la réserve d'investissement; qu'il est établi que l'appelante, en modifiant la date de clôture de l'exercice comptable 1982, visait précisément à obtenir l'immunisation pour la réserve d'investissement constituée pour elle en 1982, et instaurée par la loi du 10 février 1981 (articles 23bis et 107bis C. I. R./ancien); que l'administration admit l'immunisation de la première réserve d'investissement, mais refusa celle de la seconde sur la base de l'article 2, § 4, précité de l'arrêté royal n° 149 du 30 décembre 1982, dès lors que l'appelante avait, après le 1 décembre 1981, et plus précisément le 26 novembre 1982, modifié ses statuts en ce qui concerne la date de clôture de l'exercice comptable 1982 ».

Er werd gesteld dat: «Overwegende dat het begrip staat van behoefte of toestand die de staat van behoefte benadert, waarnaar artikel 17 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 verwijst, zijn oorsprong vindt in artikel 55, § 3, van de wet van 28 maart 1960; dat dit begrip aanleunt bij dat van staat van behoefte eigen aan de wetgeving op de openbare onderstand, aangezien, in het systeem ingesteld bij de wet van 28 maart 1960, de commissies voor openbare onderstand die geroepen waren samen te werken met de Commissie voor invorderingen deelnamen in de beoordeling van de staat van behoefte; Overwegende dat het begrip staat van behoefte of toestand die de staat van behoefte benadert dus zeer ruim is en aan de Commissie voor vrijstelling een uitgebreide beoordelingsmacht toekent; dat het haar toelaat te oordelen of een persoon al dan niet in staat is in zijn behoeften te voorzien, rekening houdende met alle feitelijke elementen eigen aan het specifiek geval; dat men hierin onder meer de elementen terugvindt die de Commissie voor vrijstelling bij wijze van voorbeeld opsomt in de aangevochten beslissing; dat het dus tevergeefs is dat de eiser, omwille van het persoonlijk karakter van de bijdragen, de beoordelingsmacht van de Commissie voor vrijstelling tracht te beperken; dat de inkomsten van de echtgenote dus niet principieel uitgesloten zijn uit de elementen waarmee de Commissie voor vrijstelling rekening mag houden bij de beoordeling van de staat van behoefte» (vertaling) Sindsdien is dit arrest vaste rechtspraak geworden.
Il a été jugé que: «Considérant que la notion d'état de besoin ou de situation voisine de l'état de besoin, à laquelle se réfère l'article 17 de l'arrêté royal no 38 du 27 juillet 1967, trouve son origine dans l'article 55, § 3, de la loi du 28 mars 1960; que cette notion est proche de celle d'état de besoin propre à la législation sur l'assistance publique, puisque, dans le système organisé par la loi du 28 mars 1960, les commissions d'assistance publique appelées à collaborer avec la Commission des recouvrements participaient à l'appréciation de l'état de besoin; Considérant que la notion d'état de besoin ou de situation voisine de l'état de besoin est donc fort large et confère à la Commission des dispenses un pouvoir d'appréciation étendu; qu'elle lui permet d'apprécier si une personne est, ou non, capable de subvenir à ses besoins, en tenant compte de tous les éléments de fait propres au cas d'espèce; que figurent parmi ceux-ci notamment les éléments que la Commission des dispenses énumère à titre exemplatif dans la décision attaquée; que c'est donc en vain que le requérant prétend limiter, en raison du caractère personnel des cotisations, le pouvoir d'appréciation de la Commission des dispenses, que les revenus de l'épouse ne sont donc pas, en principe, exclus des éléments auxquels la Commission des dispenses peut avoir égard en vue d'apprécier l'état de besoin». Cet arrêt fait depuis lors jurisprudence.