De Vlaamse regering kan op grond van de voorgelegde evaluatie, in het geval deze een globale kwantitatieve en kwalitatieve toename van de studentenparticipatie vaststelt, de percentages bedoeld in artikel II. 51, § 2 en II. 54 gezamenlijk, en in evenredigheid met de vastgestelde toename, verhogen tot eenzelfde percentage, dat ten hoogste gelijk is aan 30 %.
Le Gouvernement flamand peut, sur la base de l'évaluation soumise, au cas où celle-ci révèle une hausse quantitative et qualitative globale de la participation estudiantine, augmenter les pourcentages visés aux articles II. 51, § 2, et II. 54, en commun et au prorata de la hausse constatée, à un même pourcentage, ne dépassant toutefois pas 30 %.