De Commissie ziet geen reden waarom een op artikel 81 of 82 van het EG-Verdrag gebaseerd eindbesluit[9] van een bij het European Competition Networ
k (hierna "het ECN" genoemd) aangesloten nationale mededingingsautoriteit, en een einduitspraak door een beroepsrechter die het besluit van de nationale mededingingsautoriteit bevestigt of zelf een inbreuk vaststelt, niet in alle lidstaten kunnen worden geaccepteerd als onweerlegbaar bewijs voor de inbreuk in de daarop volgende civiele schadevergoedingsacties wegens schending van de mededin
...[+++]gingsregels.
Selon la Commission, il n'existe aucune raison pour qu'une décision définitive[9] prise sur le fondement de l'article 81 ou 82 par une ANC du réseau européen de la concurrence (REC), de même qu'un jugement définitif d'une instance de recours confirmant la décision de l'ANC ou constatant elle-même une infraction, ne soient pas acceptés dans tout État membre comme preuves irréfutables de l'infraction aux règles de concurrence dans le cadre d'actions civiles en dommages et intérêts engagées par la suite.