De rechtspraak van de Raad van State formuleerde echter grondwettelijke bezwaren tegen het vastleggen van deze onverenigbaarheden bij koninklijk besluit : gelet op de artikelen 8 en 162 van de Grondwet kunnen onverenigbaarheden tussen een bepaald ambt en een politiek mandaat slechts door een wet in de formele zin worden vastgelegd.
La jurisprudence du Conseil d'État a toutefois émis des objections constitutionnelles à l'établissement de ces incompatibilités par arrêté royal : en vertu des articles 8 et 162 de la Constitution, des incompatibilités entre une fonction donnée et un mandat politique ne peuvent être établies que par une loi au sens formel du terme.