De Raad van State is echter van mening dat de machtiging die op dit vlak aan de Koning verleend is, enkel betrekking heeft op het vaststellen van de regels waarmee de hoofdverblijfplaats van een persoon bepaald kan worden en niet op wat verstaan moet worden onder het begrip "huishouden" in de zin van artikel 3, eerste lid, van de wet van 19 juli 1991.
Le Conseil d'Etat a cependant estimé que l'habilitation conférée au Roi en la matière ne porte que sur l'adoption de règles permettant de déterminer quelle est la résidence principale d'une personne et non pas sur ce qu'il faut entendre par la notion de « ménage » au sens de l'article 3, alinéa 1, de la loi du 19 juillet 1991.