3. De lidstaten schrijven voor dat indien de invloed die door een kandidaat-verwerver, als bedoeld in lid 2, wordt uitgeoefend, een prudente en gezonde bedrijfsvoering van de betalingsinstelling dreigt te belemmeren, de bevoegde autoriteiten hun bezwaren hiertegen kenbaar maken of andere passende maatregelen treffen om aan deze toestand een einde te maken.
3. Au cas où l’influence d’un acquéreur potentiel visé au paragraphe 2 est susceptible de s’exercer au détriment d’une gestion prudente et saine de l’établissement de paiement, les États membres exigent des autorités compétentes qu’elles expriment leur opposition ou prennent d’autres mesures appropriées pour mettre fin à cette situation.