4. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om onderzoekeenheden en –diensten in staat te stellen de slachtoffers van de in de artikelen 3 tot en met 7 genoemde strafbare feiten onverwijld te identificeren, met name door de analyse van materiaal met kinderpornografie, zoals foto's en audiovisuele opnames die door middel van informatie- en communicatietechnologie worden doorgegeven of ter beschikking gesteld, en deze onderzoekseenheden en -diensten daarbij te ondersteunen.
4. Les États membres prennent les mesures nécessaires pour permettre aux unités ou services d'enquête – et leur apporter leur soutien à cet effet – de chercher à identifier sans retard les victimes des infractions visées aux articles 3 à 7, notamment grâce à l'analyse des matériels pédopornographiques, tels que les photographies et les enregistrements audiovisuels, accessibles, diffusés ou transmis au moyen des technologies de l'information et de la communication.