Het vierde middel in de zaak nr. 6136 is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1
48 van de Grondwet, doordat de artikelen 13, § 4, en 14, § 3, van de Interneringswet 2014 voorbij zouden gaan aan het grondwettelijke vereiste dat, minstens op verzoek van de verdachte, indien de openbaarheid v
an zijn proces geen gevaar oplevert voor de orde of de goede zeden, de op
ening van de deuren moet kunnen wo ...[+++]rden bevolen.
Le quatrième moyen dans l'affaire n° 6136 est pris de la violation des articles 10 et 11 de la Constitution, lus en combinaison avec l'article 148 de la Constitution, en ce que les articles 13, § 4, et 14, § 3, de la loi de 2014 sur l'internement violeraient l'exigence constitutionnelle selon laquelle, au moins à la demande de l'inculpé, si la publicité de son procès ne constitue pas un danger pour l'ordre ou les moeurs, l'ouverture des portes doit pouvoir être ordonnée.