Met de prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of de erin vermelde bepalingen van enkele uitvoeringsbesluiten strijdig zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 12 en 14 van de Grondwet, met artikel 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke re
chten, meer bepaald doordat de bewoordingen van de aan het Hof voorgelegde bepalingen het de rechtzoekenden niet mogelijk zouden maken om, op het ogenblik dat zij een gedrag aannemen, te weten of dat gedrag al dan niet strafbaar i
...[+++]s.
Par la question préjudicielle, le juge a quo demande à la Cour si les dispositions de certains arrêtés d'exécution mentionnées dans cette question sont contraires aux articles 10 et 11 de la Constitution, combinés avec les articles 12 et 14 de la Constitution, avec l'article 7 de la Convention européenne des droits de l'homme et avec l'article 15 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques, plus particulièrement en ce que la formulation des dispositions soumises à la Cour ne permettrait pas aux justiciables de savoir, au moment où ils adoptent un comportement, si celui-ci est punissable ou non.