de terrassen op keiachtige en uitgeloogde bodems, de molasse van klastisch gesteente uit het plioceen al dan niet bedekt door oud-alluviale gronden uit het quartair, de jong-alluviale gronden, die over een goede afwatering beschikken en door hun textuur de kans op bacterieziekten verkleinen waarvoor deze abrikozenbomen erg vatbaar zijn;
les terrasses caillouteuses lessivées, les molasses détritiques du Pliocène recouvertes ou non d’alluvions anciennes du Quaternaire, les sols d’alluvions modernes sont tous drainants, permettant l’écoulement des eaux et avec une texture limitant les attaques de bactérioses auxquelles ces abricotiers sont très sensibles,