3. Wanneer de afwijkingen waarin de artikelen 236, 237 en 238 voorzien, niet meer van toepassing zijn, nemen de toezichthoudende autoriteiten die vergunning hebben verleend aan een dochteronderneming waarop de voorschriften van de artikelen 236 tot en met 241 van toepassing zijn, passende maatregelen opdat het solvabiliteitskapitaalvereiste van de dochterondernemingen afdoende wordt gedekt door overeenkomstig artikel 98, lid 4, in aanmerking komend eigen vermogen.
3. Lorsque les dérogations prévues aux articles 236 à 238 cessent de s'appliquer, les autorités de contrôle ayant agréé des filiales auxquelles s'appliquent les dispositions des articles 236 à 241 prennent les mesures appropriées pour que le Capital de Solvabilité Requis des filiales soit adéquatement couvert au moyen de fonds propres éligibles conformément à l'article 98, paragraphe 4.