In zijn opmerkingen over het ontworpen artikel 43, § 5ter, vraagt de Raad van State zich af waarom, in het licht van het beginsel van de gelijke benoembaarheid tot de ambten van magistraat bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, het consistent wordt geacht om van het andere derde van het totale aantal magistraten een grondige kennis van de andere taal te blijven eisen.
Dans ses remarques concernant l'article 43, § 5ter, en projet, le Conseil d'État se demande pourquoi, à la lumière du principe de l'égalité des chances de nomination à la fonction de magistrat près le tribunal de première instance de Bruxelles, il est jugé cohérent de continuer à exiger qu'un tiers de l'ensemble des magistrats possède une connaissance approfondie de l'autre langue.