3. Voor bedrijven met ten minste één ziektegevoelig dier waarvoor aanvankelijk een vermoeden van besmetting als gevolg van vroeger contact met het mond- en klauwzeervirus bestond, maar waarvoor na het verder testen van alle op het bedrijf aanwezige ziektegevoelige dieren is bevestigd dat er geen mond- en klauwzeervirus circuleert, gelden ten minste de onderstaande maatregelen:
3. Les exploitations détenant au moins un animal des espèces sensibles suspecté d'avoir été infecté lors de précédents contacts avec le virus aphteux, mais dans lesquelles des examens supplémentaires effectués sur l'ensemble des animaux des espèces sensibles présents dans l'exploitation ont confirmé l'absence du virus aphteux, sont soumises au moins aux mesures suivantes: