Art. 3. De houtvester neemt alle noodzakelijke maatregelen met het oog op het vervoer voor analyse door de " Faculté de médecine vétérinaire de l'Université de Liège" van de gehele huid van het doodgeschoten dier, waarvan de ingewanden niet verwijderd zijn, met inbegrip van de eventuele trofee; in geen geval mogen de wildbraad en de trofee worden overhandigd aan de schieter of aan de houder van het jachtrecht op het grondgebied waar het dier werd doodgeschoten.
Art. 3. Le chef de cantonnement prend toutes les dispositions nécessaires afin que la dépouille entière non éviscérée de l'animal tiré, en ce compris son trophée éventuel, soit acheminée pour analyse à la Faculté de médecine vétérinaire de l'Université de Liège; en aucun cas, la venaison et le trophée ne peuvent être remis au tireur ou au titulaire de droit de chasse où l'animal a été abattu.