Uit de voormelde arresten van de Raad van State vloeit voort, zonder dat het Hof zich te dezen over diens bevoegdheid hoeft uit te spreken, dat de bestreden bepalingen niet tot gevolg hebben dat zij elke jurisdictionele toetsing van een individuele constructieve motie van wantrouwen die door een gemeenteraad is aangenomen verhinderen, of dat dergelijke handelingen worden onttrokken aan de verplichting van uitdrukkelijke motivering, opgelegd bij de wet van 29 juli 1991.
Il découle des arrêts précités du Conseil d'Etat, sans qu'en l'espèce la Cour ait à se prononcer sur la compétence de celui-ci, que les dispositions attaquées n'ont pas pour effet d'empêcher tout contrôle juridictionnel à l'égard d'une motion de méfiance constructive individuelle adoptée par un conseil communal ou de soustraire de tels actes à l'obligation de motivation formelle imposée par la loi du 29 juillet 1991.