Het erkent dat staten soevereine rechten hebben over hun eigen biologische hulpbronnen en stelt dat toegang tot dergelijke hulpbronnen alleen mag worden verleend op onderling overeengekomen voorwaarden en met voorafgaande geïnformeerde toestemming van het land dat de hulpbronnen levert.
Elle reconnaît que les États ont le droit souverain d'exploiter leurs propres ressources biologiques et stipule que l'accès à ces ressources est soumis au consentement préalable, donné en connaissance de cause, de la partie contractante qui fournit lesdites ressources.