In afwijking van artikel 2, leden 1 en 2, mogen lidstaten bepalen dat een verschil in behandeling dat op een kenmerk in verband met een artikel 1 genoemde discriminatiegrond berust geen discriminatie vormt, indien een dergelijk kenmerk, vanwege de context waarin de beroepsactiviteiten worden uitgevoerd, een wezenlijke beroepskwalificatie vormt en objectief en redelijk verantwoord wordt met een legitiem doel .
Sans préjudice de l'article 2, paragraphes 1 et 2, les États membres peuvent prévoir qu'une différence de traitement fondée sur une caractéristique liée à un des motifs de discrimination visés à l'article 1 ne constitue pas une discrimination lorsque, en raison des conditions d' exercice d'une activité professionnelle , la caractéristique en cause constitue une exigence professionnelle essentielle et est justifiée objectivement et raisonnablement par une finalité légitime .