De in het geding zijnde fundamentele rechten - de vrije keuze van beroepsarbeid en het recht op arbeid, ingeschreven in artikel 23 van de Grondwet, en het in artikel 182 van de Grondwet ingeschreven wettigheidsbeginsel - hebben rechtstreekse werking : zij leggen de wetgever de verplichting op zelf het beroep te reglementeren en zich van elke delegatie aan de uitvoerende macht te onthouden.
Les droits fondamentaux en cause - le libre choix d'une activité professionnelle et le droit au travail, inscrits à l'article 23 de la Constitution, et le principe de légalité inscrit à l'article 182 de la Constitution - ont effet direct : ils imposent au législateur de réglementer lui-même la profession et de s'abstenir de toute délégation au pouvoir exécutif.