Artikel 37ter, § 3, preciseert met name dat « de rechter [.] de werkstraf slechts [kan] uitspreken als de beklaagde op de terechtzitting aanwezig of vertegenwoordigd is en nadat hij, hetzij in persoon, hetzij via zijn raadsman, zijn instemming heeft gegeven ».
L'article 37ter, § 3, précise notamment que « le juge ne peut prononcer la peine de travail que si le prévenu est présent ou représenté à l'audience et après qu'il ait donné, soit en personne, soit par l'intermédiaire de son conseil, son consentement ».