§ 1. De periodieke evaluatie van een lid van de Raad, van het Auditoraat of van het Coördinatiebureau vindt de eerste maal plaats één jaar te rekenen van de eedaflegging in het ambt waarin hij moet beoordeeld worden en vervolgens om de drie jaar.
§ 1. L'évaluation périodique d'un membre du Conseil, de l'Auditorat ou du Bureau de Coordination a lieu, pour la première fois, un an après la prestation de serment dans la fonction où il doit être évalué et ensuite tous les trois ans.