Art. 4. Indien een onderneming en een cliënt een zakenrelatie aanknopen met als uitsluitend doel de uitgifte en het gebruik van elektronisch geld in de zin van artikel 3, § 1, 7°, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, is deze onderneming vrijgesteld van de verplichting om haar cliënt te identificeren wanneer de opslagcapaciteit van de elektronische drager die zij hem ter beschikking stelt om betalingen te verrichten, beperkt is tot maximum 150 euro .
Art. 4. Lorsque la relation d'affaires est limitée à l'émission et à l'utilisation de monnaie électronique au sens de l'article 3, § 1, 7°, de la loi du 22 mars 1993 sur le statut et le contrôle des établissements de crédit, les organismes sont dispensés de leurs obligations d'identification du client lorsque la capacité maximale de chargement du support électronique qu'ils mettent à leur disposition à des fins de paiement ne dépasse pas 150 euro .