Na de vernielingen als gevolg van de ziekte in 1956 zijn de citrustelers zich beginnen toeleggen op de teelt van andere citroensoorten die zijn aangepast aan de plaatselijke bodemgesteldheid en klimaatomstandigheden.
Après les ravages causés par la maladie, en 1956, les agrumiculteurs ont développé la culture d’autres variétés de citrons, adaptées aux conditions pédoclimatiques locales.