- De artikelen 29, § 1, en 45 van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968, schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet wanneer zij worden geïnterpreteerd in die zin dat, ingevolge die artikelen, de voetganger die veroordeeld is voor een zware overtreding van de derde graad, niet kan verkrijgen dat het verval van het recht tot sturen niet geldt voor een of meer categorieën van voertuigen.
- Les articles 29, § 1, et 45 des lois relatives à la police de la circulation routière, coordonnées par arrêté royal du 16 mars 1968, violent les articles 10 et 11 de la Constitution s'ils sont interprétés comme ne permettant pas au piéton condamné pour une infraction grave de troisième degré d'obtenir que la déchéance du droit de conduire ne s'étende pas à une ou plusieurs catégories de véhicules.