Naast de in artikel 7 bepaalde vereisten, moet de instelling waar de in het eerste lid bedoelde ingrepen worden uitgevoerd, uitgerust zijn met een hart- en bloeddrukmonitoring, materiaal voor cardiorespiratoire reanimatie met een defibrillator en materiaal voor manuele beademing.
Outre les exigences prévues à l'article 7, l'installation où l'on pratique les interventions visées à l'alinéa 1, doit disposer d'un monitoring cardiaque et de surveillance de la tension artérielle, du matériel de réanimation cardiorespiratoire comprenant un défibrillateur et d'un matériel d'assistance respiratoire manuelle.